Tags: , ,

Seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs

Inzicht in de omstandigheden en oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag door met taken belaste personen in het onderwijs.
Eindrapportage door ResearchNed Nijmegen, in opdracht van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Seksueel grensoverschrijdend gedrag (sgg) in het algemeen staat in toenemende mate in de belangstelling. Uit cijfers van de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs over de jaren 2020/2021 blijkt dat in het onderwijs het aandeel meldingen van sgg door een met taken belast persoon (tbp)1 richting leerlingen en studenten toeneemt. De oorzaak van de geconstateerde stijging in het aandeel sgg-incidenten door tbp’s richting leerlingen is nog onbekend. Dit rapport geeft meer inzicht in de omstandigheden en oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag door met taken belaste personen in het onderwijs.

In het kader van de probleemanalyse zijn cijfers verzameld over het aantal binnengekomen meldingen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in schooljaar 2021/2022 bij de vertrouwensinspecteurs. Vanuit het primair onderwijs zijn 108 meldingen binnengekomen, waarvan 40% betrekking heeft op tbp’s. In het voortgezet onderwijs zijn dit 219 meldingen, waarvan twee derde betrekking heeft op tbp’s. Vanuit het speciaal onderwijs zijn 36 meldingen gedaan, waarvan een derde betrekking heeft op tbp’s.

Vanuit het mbo kwamen er 33 meldingen, waarvan 80 procent over tbp’s gaat. Het aantal meldingen van sgg door een tbp was in het schooljaar 2021/2022 aanzienlijk hoger dan in de vier schooljaren daarvoor. Vooral het aantal meldingen van seksuele intimidatie door tbp’s was hoger.

Het aantal meldingen bij de vertrouwensinspectie omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag is in schooljaar 2021/2022 sterk toegenomen bij het vo, (v)so en het mbo ten opzichte van voorgaande jaren. Dit geldt zowel voor meldingen bij leerlingen onderling, alsook voor meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door met taken belaste personen. De resultaten uit de Veiligheidsmonitor bevestigen dat er sprake is van ongewenste opmerkingen en aanrakingen in het onderwijs, hoewel hierbij
geen verandering over tijd te zien is.

Het percentage leerlingen en studenten dat aangeeft een incident meegemaakt te hebben lijkt niet toegenomen te zijn, daar waar het aantal meldingen bij de vertrouwensinspectie wel toegenomen is. Mogelijk is er geen sprake van verhoogd aantal incidenten, maar wordt de stap naar het melden van een incident eerder genomen danwel de weg naar de vertrouwensinspectie eerder bewandeld. De
vertrouwenspersonen en schoolleiding die zijn geïnterviewd schatten ook vaak in dat het aantal incidenten niet is toegenomen, maar de stap om te melden wel is verkleind doordat het taboe op sgg (deels) is doorbroken.

Oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag

Bij dit thema zijn de volgende twee onderzoeksvragen gesteld:

  • Onder welke omstandigheden doet seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen met taken belaste
    personen en leerlingen en studenten zich doorgaans voor en wat zijn de risico- en
    beschermingsfactoren?
  • Wat zijn de mogelijke oorzaken van de gemelde stijging in het aandeel incidenten tussen met taken
    belaste personen en leerlingen en studenten?

In de literatuur worden zowel risicofactoren als beschermingsfactoren genoemd. Bij beide kan onderscheid worden gemaakt tussen persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Daarnaast kan onderscheid worden gemaakt tussen factoren die het risico op daderschap vergroten en factoren die het risico op slachtofferschap vergroten. Uit statistieken blijkt dat de meerderheid van de daders van sgg in het onderwijs man is en leraar. Dat laatste ligt voor de hand, aangezien leraren de overgrote meerderheid van het personeelsbestand vormen. Hoe hoog het percentage mannelijke daders is, is onduidelijk. Er zijn namelijk aanwijzingen dat de bereidheid tot aangifte kleiner is als de dader vrouw is. Het risico dat met taken belaste personen seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen is groter als zij populair zijn bij leerlingen en vertrouwen genieten van collega’s en ouders. Er zijn aanwijzingen dat sgg in het primair onderwijs meer gepland is en in het voortgezet onderwijs vaker het gevolg is van opportunisme (de gelegenheid doet zich voor en wordt aangegrepen). Het risico op sgg is groter als leraren in een één-opéén-situatie (kunnen) werken met leerlingen. Andere omgevingsfactoren die het risico op sgg kunnen vergroten, zijn het lerarentekort (waardoor er bij het aannemen van personeel niet altijd even grondig wordt gescreend) en de AVG (die een grondige screening bemoeilijkt).

In de literatuur worden verschillende risicofactoren op leerlingniveau genoemd. Het risico met sgg te worden geconfronteerd is groter bij leerlingen die een minder positief lichaamsbeeld en/of psychische gezondheid hebben, bij leerlingen die niet goed kunnen aangeven wat hun wensen en grenzen zijn en bij leerlingen die eerdere ervaringen met seksueel misbruik hebben. Kwetsbare kinderen lopen een groter risico doordat zij meer behoefte aan aandacht van de leraar hebben. Uit onderzoek in de Verenigde Staten bleek dat meisjes meer kans lopen om slachtoffer van sgg te worden en dat zestig procent twaalf jaar of ouder was toen zij slachtoffer werden. Een omgevingsfactor die samenhangt met een groter risico om slachtoffer van sgg te worden, is een thuissituatie waar sprake is van emotionele verwaarlozing of mishandeling of als de vertrouwensrelatie met ouders onvoldoende is.

Persoonlijke beschermingsfactoren zijn een hoger gevoel van eigenwaarde bij de leerling, een betere psychische gezondheid en een positief lichaamsbeeld. Beschermingsfactoren in de omgeving van de leerling zijn een vertrouwensrelatie met de ouders, de aanwezigheid van een steunend netwerk en beschikken over de kennis en vaardigheden om seksueel gedrag te beoordelen doordat er passende seksuele voorlichting is gegeven.

Ook de deelnemers aan de interviews noemen mogelijke risicofactoren voor sgg. Daarbij worden verschillende inzichten uit de literatuur bevestigd en/of aangevuld. Deels kunnen kenmerken van leerlingen een rol spelen, bijvoorbeeld wanneer leerlingen trauma’s of beperkingen hebben waardoor ze kwetsbaarder zijn voor sgg en moeilijker hun grenzen aan kunnen geven. Daarnaast kunnen schaamte en religieuze of culturele verschillen meespelen: het taboe op seksualiteit zorgt ervoor dat leerlingen mogelijk minder goed weten waar de grens ligt tussen geaccepteerd en grensoverschrijdend gedrag. Ook de cultuur op een school kan van invloed zijn: bij een straatcultuur of mannencultuur komt sgg mogelijk vaker voor, en omdat seksistische opmerkingen bijvoorbeeld meer worden geaccepteerd of ‘erbij horen’, is het moeilijker om onvrede daarover uit te spreken. Verder werd benoemd dat een kleine afstand tussen docenten en leerlingen een risicofactor kan zijn: met name in het mbo, waar er soms een klein leeftijdsverschil is tussen docenten en studenten, en meer in het algemeen doordat via sociale media makkelijk één-op-één contact kan worden onderhouden. De contacten via sociale media spelen zich buiten het gezichtsveld af, waardoor de school hier weinig grip op heeft. De locatie en grootschaligheid van de school kunnen daarnaast ook van invloed zijn, en bij bepaalde vakken of beroepsopleidingen waarbij men meer nabijheid heeft kunnen zich makkelijker omstandigheden voordoen waarin sgg plaatsvindt. In het primair onderwijs worden verder vrije situaties – daar waar leerlingen uit het zicht kunnen verdwijnen – gezien als risicosituaties.

Zichtbaarheid in de school, bijvoorbeeld door glazen wanden, open deuren, een vier-ogenbeleid en camera’s, zorgt juist voor een kleiner risico op sgg, zo wordt in de interviews aangegeven. Ook worden aandacht voor gedragsregels en lessen in weerbaarheid genoemd als beschermende factoren. Verder kan het helpen als er openheid is binnen het team, waardoor er gesproken kan worden over situaties die in het grijze gebied liggen: welke opmerkingen en gedragingen worden binnen de school getolereerd? Tot slot wordt kleinschaligheid van de school en een vertrouwensband en respectvolle omgang tussen docenten en leerlingen genoemd als beschermende factoren, enerzijds vanwege de sociale controle en anderzijds doordat de stap om te melden hierdoor kleiner is. Een vertrouwensband en korte lijntjes worden door scholen dus als zowel een risico- als beschermende factor aangehaald.

Effectieve maatregelen en interventies

Op het vlak van maatregelen en interventies is één onderzoeksvraag gesteld:

  • Welke mogelijke effectieve maatregelen, zowel preventief als repressief, zijn er om seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen een met taken belaste persoon en leerling(en) en studenten tegen te gaan, met name gericht op de in onderzoeksvraag 6 geïdentificeerde omstandigheden, risico- en beschermingsfactoren?

In de literatuur wordt aangegeven dat een adequaat preventiebeleid wordt gekenmerkt door een combinatie van maatregelen. Het aannamebeleid van de school is belangrijk. Nieuw personeel moet voldoende gescreend worden. Alleen genoegen nemen met een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) volstaat niet. Het is van belang dat referenties worden opgevraagd. Verder moet op school een veilig klimaat worden gecreëerd met een sociaal veiligheidsbeleid dat afspraken over gedragsregels en omgangsvormen omvat. Bovendien moet dit beleid regelmatig worden geëvalueerd.

Er kunnen specifieke interventies ingezet worden met het oog op het vergroten van de weerbaarheid van leerlingen en het aan leerlingen leren hoe zij hun grenzen kunnen aangeven (bijvoorbeeld relationele en seksuele vorming). Ook het opstellen van expliciete regels voor het personeel over de omgang met leerlingen en het samen met het team bepalen wat gewenst gedrag is kan bijdragen aan preventie. De school kan sancties instellen bij het overtreden van gedragsregels. Ook het regelmatig onder de aandacht brengen van sgg vermindert het risico daarop. In een aantal overzichtsstudies zijn interventieprogramma’s op werkzaamheid onderzocht. Van veel programma’s is de effectiviteit echter niet bewezen. Bovendien is het bij de interventies die wel effectief bleken onduidelijk of deze sgg door tbp effectief tegengaan. Interventieprogramma’s zijn vaak gericht op het weerbaar maken van leerlingen. De weinige buitenlandse interventies die bewezen effectief zijn, zijn niet zonder meer geschikt voor inzet in het onderwijs in Nederland.

Uit de interviews kwam naar voren dat scholen verschillende maatregelen nemen.
Om sgg tussen een tbp en een leerling tegen te gaan, zetten scholen met name preventieve maatregelen in. Maatregelen zijn voor een groot deel op leerlingen gericht; zo is er aandacht voor weerbaarheid, normen en waarden, seksualiteit en het herkennen en bewaken van grenzen. Dit gebeurt bijvoorbeeld via voorlichtingen, (gast)lessen of interventies door externe partijen. Verder worden sociale-mediaprotocollen en het inperken van telefoongebruik gezien als preventieve maatregelen voor leerlingen. Gericht op de omstandigheden binnen de school wordt er gewerkt aan zichtbaarheid, bijvoorbeeld in de vorm van open deuren, glazen wanden en het vier-ogen-beleid. Bij docenten wordt er ingezet op bewustwording, bijvoorbeeld met behulp van integriteitscodes, sociale-mediaprotocollen, coaching en openheid binnen het team. Verder proberen scholen de drempel om te melden zo laag mogelijk te maken, bijvoorbeeld door bekendheid van de vertrouwenspersoon. Omdat scholen vaak weten dat niet alle leerlingen zullen melden, wordt gelet op signalen bij leerlingen en is het personeel extra alert bij kwetsbare jongeren. Verschillende deelnemers aan de interviews gaven aan dat eenmalige activiteiten, bijvoorbeeld een gastles waar geen vervolg aan wordt gegeven, meestal niet effectief zijn omdat de opbrengst niet beklijft.

Aanbevelingen

  • Vertrouwenspersonen en schoolleiding die zijn geïnterviewd schatten ook vaak in dat het aantal incidenten niet is toegenomen, maar de stap om te melden wel is verkleind doordat het taboe op sgg (deels) is doorbroken. Of de vertrouwensinspectie vaker wordt meegenomen kan niet door hen worden onderschreven omdat ze hier te weinig zicht op hebben. Bestuursleden zouden beter kunnen toelichten wanneer zij de vertrouwensinspecteurs al dan niet raadplegen.
  • Er zijn veel instrumenten waarmee onderzoek is of wordt gedaan naar seksueel grensoverschrijdend gedrag waarmee jongeren te maken krijgen, in de context van school of daarbuiten. Door verschillen in vraagstelling is het echter moeilijk om een exact beeld te krijgen van de omvang van het probleem. Het is nog moeilijker om inzicht te krijgen in de mate waarin met taken belaste personen in het onderwijs zich schuldig maken aan seksueel grensoverschrijdend gedrag waarvan leerlingen slachtoffer zijn. In de meeste onderzoeken komt dit namelijk niet aan bod. Het verdient daarom aanbeveling hieraan specifiek aandacht te besteden in veiligheidsmonitoren en daar waar mogelijk in de verschillende onderzoeken met eenduidige omschrijvingen en vraagstellingen te werken.
  • Bij de vertrouwensinspectie komen er relatief weinig meldingen binnen vanuit het mbo. De meldplicht geldt alleen voor minderjarige leerlingen. Om beter zich te krijgen op de prevalentie van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het mbo zou de overlegplicht moeten worden uitgebreid naar meerderjarige studenten. Dit zou – ondanks dat het niet binnen de scope van dit onderzoek valt – toegepast kunnen worden bij hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs.
  • Leerlingen blijken vaker dan voorheen melding te doen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar nog steeds doet een deel van de leerlingen geen melding. Meer dan de helft van de VO-leerlingen die wel een melding maakte van een incident gaf bovendien aan dat hier niets mee werd gedaan. Een kleiner deel gaf aan dat het ongewenste gedrag niet verholpen was na de melding. Mogelijk zou het helpen om ervoor te zorgen dat de leerling altijd een terugkoppeling krijgt van de stappen die zijn ondernomen na de melding.
  • Ook zou het goed zijn als personeelsleden zich bewust zijn van het taboe en de schaamte rondom dit thema waardoor de stap om te melden voor een deel van de leerlingen te groot is. Dat dit nog niet het geval is bleek uit de interviews: een deel van de respondenten dacht dat alle leerlingen melding zouden maken van een sgg-incident als dat zich voordoet. Deze aanname kan invloed hebben op de mate waarin zij letten op signalen bij leerlingen en actief het gesprek erover voeren.
  • Om de stap om te melden zo klein mogelijk te maken is het belangrijk om te zorgen voor een schoolklimaat waarin er openlijk gesproken wordt over seksueel grensoverschrijdend gedrag en duidelijk te maken welk gedrag wel en niet wordt geaccepteerd.
  • Het is van belang om leerlingen duidelijk te maken dat zij bepaald gedrag niet hoeven te accepteren. Verder is bekendheid van de vertrouwenspersoon van belang, evenals het te allen tijde serieus nemen van de leerling en ervoor te zorgen dat de melding op de juiste manier wordt opgepakt.
  • Uit de interviews blijkt dat op scholen niet altijd bekend is welke stappen moeten worden gezet bij (het vermoeden van) seksueel grensoverschrijdend gedrag of dat er een protocol beschikbaar is gericht op sgg. Het verdient aanbeveling dat alle scholen een protocol hebben waarin zowel aandacht wordt besteed aan preventie, kaders omtrent in welke gevallen scholen de vertrouwensinspectie moeten inschakelen, en het (verplichte en wenselijke) handelen als zich een geval van seksueel grensoverschrijdend gedrag voordoet, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen seksuele intimidatie en seksueel misbruik.
  • Ook is het van belang om aandacht te hebben voor subjectiviteit en het grijze gebied tussen ‘onschuldige’ opmerkingen en seksuele intimidatie.meer bekendheid te geven aan publicaties (brochures, handreikingen) waarin scholen informatie kunnen vinden over hoe te handelen bij (vermoedens van) sgg. Geen van de geïnterviewde scholen gaf bijvoorbeeld aan bekend te zijn
    met de Brochure ‘Zo klein als mogelijk, zo groot als nodig. Omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs’ van de PO-Raad.
  • Uit de interviews kwam meermaals naar voren dat kennis over het handelen bij (meldingen van) seksueel grensoverschrijdend gedrag niet altijd voldoende bekend is bij leerkrachten, terwijl zij voor leerlingen wel een belangrijk aanspreekpunt zijn.
  • Het verdient aanbeveling zicht te houden op de contradictie van wenselijke professionele afstand tussen leerling en leerkracht zonder hierbij afbreuk te doen aan de vertrouwensband, die ook van groot belang is. Aandacht voor gedragsregels, ook expliciet gericht op sociale media, voor zowel de tbp als leerling worden genoemd door vertrouwenspersonen en directieleden als beschermende factoren om bewustwording en duidelijkheid te creëren.

Effectieve maatregelen en interventies

Uit het onderzoek blijkt dat er veel interventies zijn waarvan onduidelijk is of zij effectief zijn. Het verdient aanbeveling bestaande interventies beter te onderzoeken op effectiviteit en waar nodig nieuwe interventies te ontwikkelen, in de praktijk in te zetten en te onderzoeken of deze effectief zijn. Het verdient aanbeveling na te gaan of effectief gebleken buitenlandse interventieprogramma’s geschikt kunnen worden gemaakt voor inzet in het onderwijs in Nederland. Vervolgens zou dan moeten worden onderzocht of deze hier ook effectief zijn.

  • Het eenmalig opvragen van een (vaak verouderde) VOG bij aanname van nieuw personeel lijkt niet te volstaan. Bij sollicitatieprocedures zou de screening kunnen worden uitgebreid door het inwinnen van referenties bij eerdere werkgevers. Ook de invoeren van de vergewisplicht in het onderwijs, waarmee het arbeidsverleden van de sollicitant wordt onderzocht, zou de selectie kunnen verstevigen.
  • Een aantal preventieve maatregelen benoemd die vanuit de literatuur en/of de interviews
    naar voren kwamen.

    • Weerbaarheid- en vaardigheidstrainingen voor leerlingen, onder andere gericht op grenzen
      herkennen en bewaken
    • Seksuele voorlichting
    • Zichtbaarheid, bijvoorbeeld door glazen wanden
    • Vier-ogen-beleid
    • Expliciete regels voor personeel over omgang met leerlingen (ook op sociale media), sancties bij
      overtredingen
    • Sociaal veiligheidsbeleid
    • Bewustwording creëren (bijvoorbeeld middels posters)
    • Zorgen voor extra toezicht op plekken waar leerlingen zich onveilig voelen

Bron

Lees het volledige rapport Seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs (PDF)

Zie ook: de Brochure ‘Zo klein als mogelijk, zo groot als nodig. Omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs’ (PO-Raad et al., 2022)

 

Tags: , ,
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.

Ook Interessante Artikelen

Nieuwe UBD-aangifte en salarissoftware

De renseigneringsverplichting: als je in je organisatie te maken hebt met betalingen aan derden voor werkzaamheden of diensten en diegene is niet bij jou in loondienst en ook geen ondernemer,…
Lees verder

Bezoeker!

Community Leden

Alle Leden >>>

Whitepaper arbeidsmarkt

Whitepaper onderwijs arbeidsmarkt

Whitepaper digitale toepassing didactiek

didactiek download

Whitepaper Werkstress de baas

HR download onderwijs

Whitepaper Hybride leeromgeving

Leeromgeving download

Whitepaper maatschappij

Maatschappij onderwijs download

Whitepaper onderwijsontwikkeling

onderwijsontwikkeling download

Whitepaper effectief afstandsonderwijs

Onderwijs organiseren download

Whitepaper professionalisering

onderwijs professionalisering download

ICT-gebruik in het onderwijs

Onderwijs Technologie download

Registreer je als lid

Artikelen & Blogs

Apps & Tools

🙁

WORD LID

Met Onderwijscommunity maken we het werkveld iedere dag een stukje beter en mooier. Meld je gratis aan als lid, maak verbinding, haal én breng kennis, maak je eigen ledenprofiel, connect met andere leden en meer.

PUBLICEER

Heb je een uniek en interessant artikel geschreven en denk je dat deze interessant kan zijn voor de leden van Onderwijscommunity? Stuur deze dan in via het formulier en wij gaan er mee aan de slag.

ADVERTENTIE

In de spotlight

Vacature

Schooldirecteur | Margrietschool

Boek

Burgerschap is zorgen voor jezelf, zorgen voor elkaar en voor de aarde waar we op wonen.

DOEboek Burgerschap: 100 acties om de wereld mooier te maken

Kalender

Bouwen maar HJK banner Landelijk congres Jonge Kind-600x275a
landelijk congres bouwen maar banners-600x627a

Landelijk congres Jonge Kind 2024: Bouwen maar!

App

gamification onderwijs

Picoo – gameconsole voor buitenspelen