Tags: , , ,

Realiseren we met blended learning echt meerwaarde?

Wat doet de inzet van bepaalde middelen en modaliteiten met onze didactiek? Wat gaat dit betekenen voor het leerproces van lerenden met verschillende achtergronden? En, hoe zal de inzet van de technologie de onderwijsorganisatie in zijn geheel veranderen? Wezenlijke vragen. In hoeverre gaat dit boek hierop in?

Realiseren we met blended learning echt meerwaarde?

Een recensie van het boek van Barend Last en Stefan Jongen:
Blended learning en onderwijsontwerp: Van theorie naar praktijk

Blended learning en onderwijsontwerp: realiseren we met Blended Learning echt meerwaardeWelke kennis is er op dít moment in onderwijsorganisaties nodig voor een bedachtzame aanpak bij de transitie naar Blended onderwijs? Deze vraag houdt mij, waarschijnlijk net als u die dit leest, bezig. Afhankelijk van uw huidige functie en expertiseniveau zal het antwoord op die vraag natuurlijk wel verschillen.
Het nieuwe boek van Barend Last en Stefan Jongen over Blended Learning en onderwijsontwerp komt dus als geroepen voor de leergierigen onder ons. Ik recenseer dit boek hieronder met in mijn achterhoofd de vraag welke nieuwe dingen er op dít moment in (en door) het onderwijs geleerd zullen moeten worden om optimaal gebruik te maken van het tijdvak waarin we ons nu begeven.

Wat kunnen we nu leren van het boek dat voor ligt? En wat kunnen we bereiken met die kennis?

Het perspectief van de schrijver(s):

Het is denk ik goed om eerst nog even kort te beschouwen met welke intentie en vanuit welk perspectief de schrijvers dit boek geschreven hebben. Ik vond online een interview met Barend Last voor Science Guide met de veelzeggende titel: Blended Learning is gewoon goed onderwijs. Hierin vertelt Barend: “Tijdens trainingen die we geven horen we regelmatig: “Oh, dus dát is blended learning? Dat doe ik eigenlijk al jaren!”. Barend zegt vervolgens: “En dat klopt, het is immers heel normaal om na te denken over het activeren van studenten en de inzet van verschillende strategieën“.

Dit is een ander geluid dan we bijvoorbeeld van lector Nynke Bos horen in hetzelfde Science Guide: “Wat we nu doen is geen blended learning”. In haar interview klinkt door dat er echt ánders gedacht moet gaan worden en zij wil van digitaal onderwijs het uitgangspunt maken.

Er wordt momenteel veel gesproken over wat we geleerd hebben tijdens het vormgeven aan het noodonderwijs op afstand, gedwongen door de omstandigheden van de Corona crisis. Ook Barend stelt dat studenten graag “bepaalde elementen uit het afstandsonderwijs willen behouden”, en dat blended learning daarin voorziet.
Wat me opvalt aan de insteek van Barend is dat hij graag een ontwikkelingsgerichte aanpak kiest en dat zijn boodschap aan het onderwijs erg geruststellend klinkt. Blended learning en onderwijsontwerp is ‘business as usual’ en, met medeneming van de Corona lessen, het ‘nieuwe normaal’.

Maar gaan we er komen met zo’n ‘behoudende’ aanpak? En waar willen we straks nu eigenlijk zijn?

De ambitie van het boek

Op de achterflap van het boek valt te lezen dat het boek belooft antwoord te geven op prangende vragen, waaronder de vraag hoe je de sterktes van fysiek én online leren benut en hoe je dit tot een harmonieus geheel brengt. De ondertitel van het boek (van theorie naar praktijk) suggereert hierbij ook een goede theoretische basis aan te brengen.
Maakt het boek deze ambities ook waar? Laten we erin duiken.

Het Theoretisch kader

De eerste 2 delen (hoofdstuk 1 t/m 4) leggen een theoretisch kader neer waarin bijvoorbeeld misconcepties over blended learning worden weggenomen. Verschillende leertheorieën passeren de revue , en de schrijvers werken toe naar wat zij ‘leer- en ontwerpprincipes’ noemen.

In Paragraaf 1.3 vinden we de voor- en nadelen van blended learning. Als de lezer nog niet overtuigd is, of twijfelt over het ‘waarom’ van blended learning, kan deze hierin onder andere lezen dat een grote meta-studie door Means et al. (2013) aangetoond heeft dat;

  • studenten goed presteren in blended cursussen,
  • dat er onderzoeken zijn die lagere uitval rapporteren (welke studies dat zijn wordt overigens niet benoemd,
  • dat studenten een voorkeur hebben voor blended learning (mijns inziens écht te mager onderbouwd met één referentie),
  • en dat kostenbesparing nooit de reden mag zijn om blended learning in te voeren (bij de nadelen staat dan weer dat blended learning erg duur kan zijn…).

Een ander nadeel dat genoemd wordt is dat blended learning negatieve effecten heeft bij slecht ontwerp. Er worden een aantal van deze mogelijke negatieve effecten genoemd, maar er staat geen enkele referentie naar onderzoek bij die ons kan helpen duiden wat dan ‘slecht ontwerp’ inhoudt.

De eigenlijke invloed van het technische aspect

In de Inleiding van hoofdstuk 4 staat te lezen: “De principes die in dit hoofdstuk aan de orde komen, gelden voor elke vorm van onderwijs, ongeacht of deze online of fysiek plaatsvindt, en komen voort uit verschillende leertheorieën (die in hoofdstuk 3 aan de orde waren)”. Actief leren, contextueel leren, scaffolden… het zijn goede opfrissers van de basiskennis die we als onderwijskundigen paraat zouden moeten hebben, maar het blijft bij mij knagen… weten we nu hoe actief leren versterkt kan worden door de inzet van technologie? En wat draagt de inzet van technologie bij aan contextrijk onderwijs? Hoe verandert de praktijk van het scaffolden (en het concept ‘zelfsturing’) in een blended leeromgeving?

Ik word er ongeduldig van en wil door naar hoofdstuk 8 om er achter te komen of ik daar antwoord zal vinden op de vraag of blended learning nu echt alleen oude wijn in nieuwe zakken is, of dat er toch meerwaarde te creëren valt door het inzetten van technologie.

Het hart van het boek

Om bij hoofdstuk 8 te komen sla ik hoofdstuk 5,6 en 7 even over, wat ik de lezers die nog nooit van constructive alignment gehoord hebben trouwens niet zou aanraden. Voor mij waren de voorgaande hoofdstukken reeds gesneden koek, waarbij ik me regelmatig afvroeg of er niet meer toegespitst had kunnen worden op kennis uit onderzoek naar met technologie ondersteund leren om de lezer zo kennis mee te geven over de meerwaarde hiervan, en meer zicht te krijgen op de vraag óf en hoe de gevestigde leertheorie hierdoor uitgedaagd wordt. Het werk van Matt Bower, bijvoorbeeld, die (in BJET) een kritische analyse biedt op modellen die ontwikkeld zijn om docenten te helpen leermogelijkheden te ontwerpen met gebruik van nieuwe technologie.

Ik noem deel 4 (hoofdstuk 8 t/m 12) het hart van het boek, omdat het ontwerpen van blended leeractiviteiten natuurlijk is waar het ons om te doen is. Hoe ondersteun je de cognitieve, psychomotorische en affectieve leerprocessen? En hoe betrek je de lerende hier actief bij?

Nieuwe mogelijkheden?

Hoofdstuk 8 trapt meteen goed af met in 8.2 een behandeling van de drievoudige ‘presence’ (cognitive, social en teaching presence) waarmee je een leeromgeving creëert, die alle functies van het onderwijs aanspreekt (kwalificatie, subjectivering en socialisatie). Veel van de concrete tips die hierbij gezet zijn gaan zowel op voor onderwijs op locatie als voor online leeractiviteiten, maar sommigen geven ook aanwijzingen bij de vraag of deze vormen van ‘presence’ zich anders uiten in een online, of blended, omgeving. Op pagina 90 staat bijvoorbeeld een ‘box’ met extra informatie over onderzoeken die aantonen dat het stigma dat online onderwijs emotieloos is (door gebrek aan visuele cues en lichaamstaal) niet gegrond is. Er ontstaan dus online nieuwe mogelijkheden, die we nog beter moeten leren toepassen.

Verschillen tussen lerenden

Hoofdstuk 9 gaat over het geven van structuur aan je leerarrangement, passend bij je doelgroep. Nadenken voor welk soort student je ontwerpt is natuurlijk van groot belang. De schrijvers geven al aan dat je naast het vaststellen van het niveau (voorkennis) ook naar andere kenmerken kunt kijken. Er is best wat onderzoek gedaan (zie b.v. Anthony, 2020) naar de studentkenmerken die verschil maken bij het leren in een online (of blended) omgeving, maar hier vind ik niks over terug. Ook op pagina 153 wordt gerept van verschillen die kunnen optreden tussen introverte en extraverte studenten, wat de interactie in virtuele onderwijsruimtes zou bemoeilijken. Ik had hier graag onderzoek bij gezien, want dat zou de docent helpen om dit soort moeilijkheden te signaleren. Nu staat er alleen dat het van belang is de leeractiviteiten goed uit te werken, en eventueel gebruik te maken van ‘rollen’.

Om een voorbeeld te geven; een onderzoek naar de effecten van gamification op introverte en extraverte leerlingen (Codish, & Ravid, 2014) laat zien dat introverte leerlingen het gebruik van ‘badges’ minder plezierig vonden dan extraverten. Volgens dit onderzoek lag de verklaring niet direct bij het geven van de badges op zich, maar bij het feit dat ze uitgedeeld werden in de klas (en niet automatisch en meer discreet, door de software). Er valt nog heel veel te leren van dit soort onderzoek.

Box 16 in dit hoofdstuk geeft een mooi overzicht van verschillende modellen waarmee je structuur kunt geven. Dit soort overzichten helpen je na te denken over het aanbrengen van variatie, maar over de effectiviteit van de verschillende modellen wordt verder geen informatie gegeven. In hoofdstuk 11 staat trouwens wel een waarschuwing bij het inzetten van een hybride vorm, omdat die moeilijk te begeleiden is.

Leeractiviteiten, digitaal leermateriaal en didactische strategieën

Hoofdstuk 10 is (samen met hoofdstuk 11 en 12) in mijn optiek het meest waardevolle hoofdstuk van het boek. Het is gericht op werkvormen en leeractiviteiten en hoe je daarin keuzes maakt. Tabel 10.1 geeft een overzicht van 23 activerende werkvormen waarvan er 7 specifiek zijn voor uitvoer in een online omgeving. In hoofdstuk 10 wordt op verschillende punten vooruit gewezen naar hoofdstuk 12, waarin de tools gepresenteerd worden die je bij de werkvormen kan inzetten. Wat precies de meerwaarde is van het uitvoeren van de werkvormen in een online of blended vorm wordt hier en daar aangestipt, zo ook hoe de werkvormen online anders uitpakken dan op locatie, en dus aangepast moeten worden.

Onderbouwing voor de adviezen

Er zit veel algemene didactische kennis in hoofdstuk 10, maar op aardig wat plekken mis ik echt onderbouwing voor de adviezen die gegeven worden met betrekking tot het aanpassen van de werkvorm en de begeleidende didactiek voor een effectief blended leerproces. Bij video’s als leermateriaal bijvoorbeeld wordt een aanbeveling gegeven over de lengte, maar hierbij wordt het onderzoek dat hiernaar gedaan is (het waarom) niet aangegeven.

In hoofdstuk 10 vond ik af en toe het onderscheid tussen leermateriaal, werkvormen, leeractiviteiten en de didactische strategieën waarmee de activiteiten ondersteund worden onduidelijk. Ik miste ook wat online begeleidingsstrategieën (zoals het inzetten van nudging) en kennis over het ontwikkelen van digitale leermiddelen (bijvoorbeeld de multimedia-principes van Mayer bij het stukje over video’s), maar die laatsten bleken in hoofdstuk 11 te staan onder de titel ‘Vergeet de ruimte niet’. Ik vond die plek niet erg logisch.

Hoofdstuk 12 heet ‘hulp van ICT’. Volgens mij is momenteel de term onderwijstechnologie (en leertechnologie) best veel gebruikt. Om verwarring met andere informatie- en communicatietechnologie te vermijden zou het misschien handiger zijn een dergelijke term te gebruiken voor het boek.
Dit hoofdstuk geeft een mooi overzicht van verschillende onderwijs- en leertechnologieën, en de mogelijkheden die ze bieden ter ondersteuning van het didactische- en het leerproces.

Wat biedt het boek wel en wat niet?

Het nadenken over de link tussen beoogde leerprocessen en de technologie (plus digitale didactiek), waarmee we deze processen ondersteunen, staat voor veel professionals in de praktijk nog in de kinderschoenen. De schrijvers van dit boek hebben een mooie aanzet hiertoe gegeven. Natuurlijk is de indeling die nu in hoofdstuk 12 gemaakt wordt nog niet uitputtend, maar dat is niet vreemd, want er komen steeds meer onderwijstechnologieën beschikbaar.

De auteurs laten het wel aan de lezer over om de juiste technologie te vinden bij de gekozen werkvorm of wijze van begeleiding. In de praktijk lijkt dit toch voor problemen te zorgen bij onderwijsprofessionals, en momenteel zijn er op veel plekken zogenaamde ‘toolkits’ (bijvoorbeeld door Surf) in de maak om dit proces te ondersteunen. Hoe dit keuzeproces het beste kan verlopen, daarover zullen we mijns inziens nog meer kennis moeten opdoen.

Wat ik verder nog mis in het boek is een hoofdstuk over de obstakels die een docent zou kunnen tegenkomen bij het implementeren van blended cursussen in de praktijk. In het tot slot hoofdstuk wordt wel verwezen naar de randvoorwaarden voor grootschalige implementatie, maar ik denk dat veel docenten, geënthousiasmeerd door de vele mogelijkheden die in dit boek geschetst worden aan de slag zullen gaan en tegen drempels aan gaan lopen (denk: privacy, avg, inkoopbeleid, praktische drempels en gebrek aan regelgeving bij de implementatie van learning analytics, weerstand bij collega’s, geen experimenteerruimte voor constructief falen). Het is niet alleen een individueel leerproces voor de docent om onderwijstechnologie goed te integreren, maar ook een organisatorisch leerproces. Onderwijsontwerp staat niet los van andere processen in de onderwijsorganisatie.

Conclusie

Na het lezen heb ik de indruk dat er in dit boek veel kennis aangereikt wordt die op dít moment in onderwijsorganisaties nodig is. Er wordt bedachtzaam voortgebouwd op kennis van het onderwijs-ontwerpproces en op algemene didactische kennis. Met betrekking tot de vraag hoe je de sterktes van fysiek én online leren benut ligt er een mooie kennisbasis, die op sommige punten nog aanvulling kan krijgen met kennis uit onderzoek naar ‘met technologie ondersteund leren’.

Toch blijft bij mij het gevoel dat deze toch wel behoudende aanpak op wat langere termijn niet voldoende is. Er wordt de indruk gewekt dat blended onderwijs ontwerpen in het verlengde ligt van wat we nu als onderwijsontwerpers ook al doen. Barend Last zegt in het interview “ons boek breidt in feite de gereedschapskist uit waarmee docenten hun beoogde leeruitkomsten kunnen verwezenlijken” Maar op veel plekken in het boek is me niet duidelijk waarom je bijvoorbeeld bepaalde werkvormen juist online óf op locatie zou inzetten. Er wordt naar mijn smaak te weinig nadruk gelegd op de nieuwe kennis die nodig is (en veelal reeds voorhanden) om geen onbedoelde of onvoorziene effecten te sorteren bij implementatie.

Wat doet de inzet van bepaalde middelen en modaliteiten (in specifieke arrangementen) met onze didactiek? Wat is de invloed van die middelen op het leerproces van lerenden met verschillende achtergrondkenmerken. En daarbij; wat doet de (systematische/structurele) inzet van de technologie met de onderwijsorganisatie? Dit zijn wezenlijke vragen die volgens mij nog uitgediept moeten worden.

Technologie zal bepaalde handelingen van ons over gaan nemen, maar daar moeten we bedachtzaam mee omgaan. Voor onderwijsprofessionals is de taak weggelegd zich hier actief toe te verhouden. Daarvoor is kennis nodig die voor een deel al in dit boek te vinden is, maar die echt een andere manier van denken vergt dan “Blended learning? Dat doe ik eigenlijk al jaren!”


Bronnen:

Bower, M., & Vlachopoulos, P. (2018). A critical analysis of technology?enhanced learning design frameworks. British Journal of Educational Technology, 49(6), 981-997.
Codish, D., & Ravid, G. (2014). Personality based gamification-Educational gamification for extroverts and introverts. In Proceedings of the 9th CHAIS Conference for the Study of Innovation and Learning Technologies: Learning in the Technological Era (Vol. 1, pp. 36-44). Ra’anana: The Open University of Israel.
Means, B., Toyama, Y., Murphy, R., & Baki, M. (2013). The effectiveness of online and blended learning: A meta-analysis of the empirical literature. Teachers college record, 115(3), 1-47.

Tags: , , ,
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.

Ook Interessante Artikelen

ChatGPT & AI in het onderwijs

Tal van toepassingen van AI en ChatGTP kunnen het onderwijs verder helpen. De gevaren zijn ook evident. Een groep vooraanstaande wetenschappers en persoonlijkheden heeft inmiddels gewaarschuwd voor de mogelijk fundamenteel…
Lees verder

Bezoeker!

Community Leden

Alle Leden >>>

Whitepaper arbeidsmarkt

Whitepaper onderwijs arbeidsmarkt

Whitepaper digitale toepassing didactiek

didactiek download

Whitepaper Werkstress de baas

HR download onderwijs

Whitepaper Hybride leeromgeving

Leeromgeving download

Whitepaper maatschappij

Maatschappij onderwijs download

Whitepaper onderwijsontwikkeling

onderwijsontwikkeling download

Whitepaper effectief afstandsonderwijs

Onderwijs organiseren download

Whitepaper professionalisering

onderwijs professionalisering download

ICT-gebruik in het onderwijs

Onderwijs Technologie download

Registreer je als lid

Artikelen & Blogs

Apps & Tools

🙁

WORD LID

Met Onderwijscommunity maken we het werkveld iedere dag een stukje beter en mooier. Meld je gratis aan als lid, maak verbinding, haal én breng kennis, maak je eigen ledenprofiel, connect met andere leden en meer.

PUBLICEER

Heb je een uniek en interessant artikel geschreven en denk je dat deze interessant kan zijn voor de leden van Onderwijscommunity? Stuur deze dan in via het formulier en wij gaan er mee aan de slag.

ADVERTENTIE

In de spotlight

Vacature

Schooldirecteur | Margrietschool

Boek

Burgerschap is zorgen voor jezelf, zorgen voor elkaar en voor de aarde waar we op wonen.

DOEboek Burgerschap: 100 acties om de wereld mooier te maken

Kalender

Onderwijs Innovatie Festival Banner Homepage (5)

Onderwijs Innovatie Festival 2024

App

Picoo stimuleert actief samen spelen onder kinderen met de eerste interactieve spelcomputer voor buiten. Zonder scherm! Zo combineert Piccoo het avontuurlijke van buitenspelen met het interactieve van gamen. Eindeloos speelplezier dus! 
gamification onderwijs

Picoo – gameconsole voor buitenspelen